Dossiers. Foto: Nicola Giordano - pixabay

Een libertair statuut voor het Libertair Instituut (1) – longread

Dit artikel gaat in op de formele omzetting van het Libertair Instituut. Ik mag daarin het voortouw nemen en dat doe ik bij deze. Ik houd in dit artikel een pleidooi om de bestaande, regelingen voor rechtspersonen op afstand te houden. In een tweede artikel zal ik ingaan op de ontwikkeling van een libertaire “rechtsvorm” voor het Libertair Instituut. Een vorm, die zich “bottom-up” en vanuit de autoriteit van het individu ontstaat en daarom geen beslag op de overheid hoeft te hebben.

Toen de LP op de ALV besloot om formeel een Wetenschappelijk Bureau op te zetten namen we impliciet aan dat dit een rechtspersoon (een stichting) zou worden, apart van de Libertaire Partij. Je zou over moeten gaan tot het opstellen van statuten, mensen bereid moeten vinden om de stichting te besturen en bij een notaris het gevalletje moeten officialiseren. Je praat ook over een toetsbare boekhouding en het (kunnen) openen van een bankrekening. Het lijkt voor de hand liggend om daarvoor een stichting naar Nederlands recht op te zetten. De wet schrijft dat niet expliciet voor, maar de meeste politieke partijen kiezen wel die rechtsvorm. Alleen VOLT leek een alternatief te willen, zij noemen het “Charge wetenschappelijk platform Volt”. Bij navraag of dit een stichting is antwoordde Volt: “Wij hebben als stichting inderdaad heel bewust gekozen voor de term ‘platform’ i.p.v. ‘instituut’ of ‘bureau’, omdat we dit vinden passen bij de grassroots politieke beweging Volt.” En: “Vooralsnog is Charge alleen het wetenschappelijk platform voor Volt Nederland vanwege de totale afhankelijkheid van Nederlandse WFPP-gelden, maar wie weet wat de toekomst zal brengen.”

Moet dat dan altijd zo? Het idee om de rechtsvorm van zo’n wetenschappelijk instituut te hinterfragen ligt voor de hand. De Wet Financiering Politieke Partijen (WFPP) stelt dat een politiek-wetenschappelijk instituut (WI) een neveninstelling van een politieke partij is, die een rechtspersoon is “die uitsluitend of in hoofdzaak politiek-wetenschappelijke activiteiten ten behoeve van de politieke partij verricht”. Er wordt in de wet niet specifiek gezegd dat de rechtspersoon een stichting moet zijn. In theorie zou het ook een vereniging of een coöperatie, die zich 100% voor de partij inzet. Er wordt in de WFPP ook niet expliciet gespecificeerd dat de activiteiten zonder winstoogmerk moeten plaatsvinden. Voor de relevante aspecten en de subsidiebedragen, zie de wetsteksten aan het eind van dit artikel.

Rechtspersoonlijkheid

Naast Natuurlijke Personen (individuele mensen) kent elke jurisdictie verschillende “rechtspersonen” voor organisaties die in de “(supra-)nationale” wetstelsels zijn gedefinieerd. Zo kennen we in Nederland bijvoorbeeld:

  • Vennootschappen (Naamloos, onder Firma, Besloten, Communautair), de Coöperatie, de Vereniging, het Maatschap, de Stichting
  • Openbare Lichamen zoals provincies, gemeenten, zelfstandige bestuursorganen etc. (publiekrecht)
  • Kerkgenootschappen

Bij onderzoek naar de rechtsvorm van “publiekrechtelijke” personen/lichamen ontstaat al snel de indruk van een systeem van openbare lichamen die – omdat het allemaal overheidsorganen zijn – als het ware zichzelf kunnen legaliseren. Hun Scheppers hebben via wetten, verdragen, clausules en verordeningen een grote diversiteit doen ontstaan. Even uit de heup geschoten: wat is de rechtsvorm van een gevangenis? Een universiteit? De politie? En wat te denken van de vele supranationale organisaties? De Benelux, wat is dat voor een rechtspersoon? De EU?, De VN?, de NAVO, de BIS, het WEF? De Soevereine Entiteiten? Of het “Euregio Maas-Rijn-overleg”?

Er bestaan zelfs twee erkende Europese (private) rechtsvormen: de SE (Societas Europaea) en de SCE (Europese coöperatieve vennootschap). Deze rechtspersonen zijn niet gebonden aan een enkele lidstaat van de EU, maar hebben een eigen Europees juridisch kader. En ze moeten ergens in de EU geregistreerd staan.

En dan is er nog de INGO: de International Non-Governmental Organization. Het klinkt alsof die boven of buiten alle jurisdicties staat. Zou deze vorm voor ons misschien aantrekkelijk kunnen zijn? Wel, misschien omdat er een Europese Conventie over de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van INGO’s bestaat ? Nederland heeft die conventie geratificeerd op 1 juni 2007. Helaas, er zit een addertje onder het gras. Om internationaal te worden erkend moet de rechtspersoon in één van de lidstaten zijn geïncorporeerd en er het hoofdkwartier hebben gevestigd. Je kunt het in de toelichting op de conventietekst lezen: “in deciding on its statutory office, the NGO manifested a wish to be subject to a given system of law, and that wish should be respected.” Niks onafhankelijkheid. Een doodlopende weg. “Subject to a given system of law” betekent: “onderworpen aan een bestaand wetssysteem”. Zich onderwerpen aan wetten van de overheid is nu net iets waarvan ik denk dat dat niet goed past bij een NON-governmental organization.

Hoe rigged het rechtspersonenlandschap ingebed ligt in de wetten van geëtaleerde overheden, bleek toen ik ooit een website wilde opzetten voor de “vagrant.ngo” (een ongereguleerde vagebondenclub). Ik moest om het internetdomein te kunnen registreren een “incorporatie” kunnen aantonen in een nationale jutrisdictie. Met statuten, bestuurders en zetelregistratie. Dat lukte toen dus niet. Misschien had ik de verkeerde Regitrat getroffen? Ik leerde er echter van dat de Grundsatz van het Nazi-Volksgerichtshof nog steeds geldt: “Recht ist was dem Volke nützt”. Met de aantekening, dat het Recht vooral de besturing en de bestuurders van dat Volk dient.

Op 15 december 1954 ondertekende Koningin Juliana in Den Haag het Statuut voor het Koninkrijk. Bron: collectie Koninklijke Bibliotheek.
Op 15 december 1954 ondertekende Koningin Juliana in Den Haag het Statuut voor het Koninkrijk. Bron: collectie Koninklijke Bibliotheek.

Voordelen van incorporatie in een Rechtspersoon

De wet op financiering van de politieke partijen schrijft dus voor, dat het Wetenschappelijk Bureau van een politieke partij een rechtspersoon moet zijn. Omdat de politieke partijen niet alleen onder de wet zijn, maar ook solliciteren naar de gunst van het volk om zelf wetten te kunnen gaan maken, is het misschien wel logisch om dan te stellen dat dat WB ook deel uitmaakt van datzelfde systeem. Kijken we naar de voordelen die dat biedt, en of we daar blij mee zijn.

Juridische bescherming

Rechtspersonen vinden hun bestaansrecht in de beschermende en arbitrerende functie van de juridische macht. Die macht pretendeert onafhankelijk te zijn en activiteiten van de rechtspersoon te toetsen aan de eigen statuten en aan het (Nederlandse) recht. Als je een geschil hebt, intern of met een (rechts)persoon van buiten kun je dat aan een rechter ter beoordeling voorleggen, en die dan heeft de beschikkingsmacht om de sterke arm van de overheid zijn beslissing te laten doorvoeren, desnoods met geweld.

Catalogus van Good Practise

De reglementering van bestaande rechtspersonen heeft zich vaak over een zeer lange tijd ontwikkeld. Je kunt ervan uitgaan dat ze nu “rock-solid” zijn verankerd in ons rechtssysteem, waardoor een grote mate van rechtszekerheid bestaat in geval van moeilijkheden. Er zit dus een element van risicobeheersing in het gebruik van een bestaande vorm van rechtspersoonlijkheid. Het restrisico bestaat dan enkel nog in het kiezen van de juiste rechtsvorm voor je doel. Maar een heel ander risico is ook dat het remmend kan werken op de ontwikkelingen van de tijd. Zou je van de bestaande praktijk willen afwijken dan zul je nieuwe regels moeten ontwikkelen en de risico’s opnieuw moeten inschatten. Uiteraard is dat niet verboden, maar wie begint daar nog aan?

Structuur, statuten

Een groot voordeel van het scheppen van een rechtspersoon is dat het opstellen van de statuten je dwingt om doelen te formuleren en interne regels voor een gedefinieerde organisatiestructuur vast te leggen. Dat zal, tenminste in het begin, het goed functioneren van het Bureau ondersteunen. Aan het vastleggen kleeft het nadeel dat aanpassingen en wijzigingen wat omstandig kunnen zijn omdat daar soms een notaris aan te pas moet komen. Dit kan een rem zijn op een “organische” ontwikkeling van de rechtspersoon.

Subsidies

Een financieel voordeel van het opzetten van het Wetenschappelijk Bureau als rechtspersoon is dat, vanaf het behalen van minimaal één Kamerzetel (!) de overheid jaarlijks enkele honderdduizenden Euro subsidie zou verlenen aan dat Bureau. Impliciet wordt er van uitgegaan dat wetenschappelijk onderzoek anders onvoldoende van de grond zou kunnen komen. Typerend voor die vanzelfsprekendheid is een veelzeggend detail uit het hierboven reeds geciteerde antwoord van VOLT over het wetenschappelijk onderzoek: “… vanwege de totale afhankelijkheid van Nederlandse WFPP-gelden”.

In de libertaire filosofie passen echter geen overheidssubsidies, omdat die bekostigd worden uit (onvrijwillig) belastinggeld. Het zou neerkomen op heling van gestolen goed. Zelfs al zou je stellen dat het een manier is om je gestolen goed terug te krijgen, dan wil je als onafhankelijk instituut daarvoor nog niet willen dat er overheidstoezicht op staat (daarover later meer). Vanuit ons principe zou libertair-politiek onderzoek alleen tot stand mogen komen met middelen uit vrijwillige bijdragen. Dat wil zeggen: bijdragen in natura en vrijwilligerswerk, doelgerichte donaties van particulieren en winst uit eigen ondernemingen, zoals bijvoorbeeld de verkoop van boeken. Verantwoording leg je niet af aan de overheid maar aan de mensen die het instituut daadwerkelijk ondersteunen.

ANBI-status

En dan is er nog de ANBI-status … zodat donateurs de giften mogen aftrekken van hun belastbaar inkomen. Het is een fiscaal privilege waarvoor je door administratieve hoepels moet springen en aan toetsingscriteria moet voldoen. Die status moet eerst toegekend worden en dan jaarlijks vernieuwd na het afleggen van verantwoording. Het belangrijkste is om het “Algemeen Nut” te beogen.

Echter, het Libertarisme erkent het Algemeen Nut (Public Good) niet. Wel kunnen er een heleboel verzamelingen van individueel, particulier “nut” zijn – op basis van consensus. Alle families, buurten, verenigingen, ondernemingen, etc. doen dingen van nut (slechts) voor alle deelhebbenden. En als je dan al dingen zou willen doen voor het “algemene” nut, welk collectief geldt dan? “De” Nederlanders?, de Europeanen? De Mensheid? De Dar-al-Islam? De verenigde mensen van goede wil op aarde? Je kunt je dus principieel afvragen of een Libertair Instituut überhaupt een “Algemeen Nut Beogende Instelling” kan zijn. Wiens nut dient het LI wanneer ze het libertaire gedachtegoed tot onderwerp van studie maakt? In de ogen van geïndoctrineerde socialisten dient dat gedachtegoed slechts het nut van een stel rijke egoïsten.

Bovendien, het verzamelen van fiscale aftrekposten kunnen we opvatten als een impliciete erkenning van de suprematie van de overheid over de belastingbetalende burger, en dat is ook niet bepaald een Libertarische houding.

Nadelen van Rechtspersoonlijkheid.

Het voordeel om de overheid als beschermer en promotor van onderzoek te winnen en je in een bestaand rechtssysteem in te passen kan dus ook omslaan in een nadeel. En daar kijken we nu naar.

De rol van het Openbaar Ministerie

Zodra een rechtspersoon het licht ziet, heeft die niet alleen de belastingdienst, maar ook gelijk het Openbaar Ministerie op haar dak. Ter illustratie hier een citaat van het Openbaar Ministerie:

  • “Het Openbaar Ministerie heeft als taak het externe toezicht op rechtspersonen als stichtingen, verenigingen en BV’s. Het OM kan onder andere de rechter vragen om een rechtspersoon te verbieden wegens strijd met de openbare orde. Deze bevoegdheid wordt bijvoorbeeld ingezet bij ondermijnende organisaties.
  • Stichtingen hebben geen verplichte interne toezichthouder. Zij zijn daardoor kwetsbaar voor misbruik. Zij kunnen worden gebruikt om criminele activiteiten en vermogen buiten het zicht van de opsporingsdiensten te houden. 
  • Bij aanwijzingen van wantoestanden kan het OM een civiel onderzoek instellen. Het bestuur van een stichting is verplicht aan dit onderzoek mee te werken. Een stichting kan worden ontbonden bij crimineel gebruik. Bestuurders kunnen worden geschorst en ontslagen.” 

De overheid heeft daarmee de instrumenten in handen om de in haar ogen ondermijnende rechtspersonen zelf te gaan besturen of uit de weg te ruimen. Voor het LI ligt dat moeilijk. Alleen al onze doelstelling dat we de overheid willen decimeren wordt door de overheid vanzelfsprekend als ondermijnend beschouwd.

Heb je dan een plaats van vestiging dan kun je op dat adres aangepakt worden. Heb je bestuurders, dan kunnen die persoonlijk aangepakt worden. De sterke arm van de overheid kan je computers, je printers, je kantoormeubeltjes allemaal meenemen en je als bestuurder zelf in het gevang werpen. Dat is geen samenzweringstheorie: het is met de oud-voorzitter van de Libertarische Partij reeds – en geheel ten onrechte – gebeurd. Hetzelfde is zonet in Duitsland gebeurd bij de overheid kritische “extreemrechtse” uitgeverij Compact. Het Duitse Libertarische tijdschrift “eigentümlich frei” heeft sinds de COVID-pandemie haar servers naar Zwitserland verhuisd als voorzorgsmaatregel om niet op een eenvoudige manier uitgeschakeld te kunnen worden. In Nederland wordt er over partijverboden gedebatteerd en in het VK en in Duitsland kun je nu gevangenisstraf krijgen wanneer je overheid kritisch filmmateriaal verspreidt.

Met zorg zien we dat de beoordelingscriteria over wat wel of wat niet “ondermijnend” is aan het opschuiven zijn ten koste van grondwettelijke vrijheden. Wat begint als een begrijpelijke “aanpak” van criminaliteit en terrorisme glijdt gaandeweg af naar beperkingen voor het uitoefenen van politieke rechten. En dan heb je geluk wanneer jouw politieke richting aan de touwtjes van de overheid trekt, en anders heb je pech. Je hoeft niet alleen naar de meest recente gebeurtenissen te kijken om te weten dat dissidentie binnen onze species homo sapiens eigenlijk altijd al tot vervolging leidde.

Wetenschappelijk (?)

We hebben het over een “Wetenschappelijk” Bureau. Het vergaren van kennis vereist onafhankelijkheid. Als je politiek aan de weg wilt timmeren, en regelsystemen onder de loep neemt en wellicht wilt veranderen, dan mag je je uit het principe van onafhankelijkheid niet onderwerpen aan bestaande systemen. En dat staat het systeem niet toe. In de Soviet Unie mocht je het communisme verwetenschappelijken en tot in den treure voorwaarts drijven. In onze volksdemocratieën mag je de democratie verder ontwikkelen, reformeren zelfs, maar de uitkomst van je onderzoek mag niet zijn dat je afstapt van democratie en op wetenschappelijke gronden het anarcho-kapitalisme als maatschappijvormende filosofie de voorkeur geeft. In het huidige politieke klimaat zou de overheidssubsidie worden ingetrokken. Herkenbaar?

Meten is Weten. Wetenschap baseert op observatie, logische deductie en experimenten. Zou je bijvoorbeeld als een moderne Edison een eenvoudig zelf te maken apparaatje ter zelfverdediging tegen agressie ontwikkelen, dan zou die activiteit meteen onwetenschappelijk gevonden worden. Zou je met de werkgroep “Ondernemen Zonder Overheid” onder de vlag van de Stichting Libertair Instituut wetenschappelijke laboratoriumproeven gaan uitvoeren om te testen hoe goed een anti-fiscusconstructie werkt, dan loopt de Stichting het risico dat de FIOD haar gaat ontbinden. En toch wil je als Libertariërs zulke activiteiten niet a priori uitsluiten vanwege de angst om in conflict met wetgeving te komen. De wereld komt niet vooruit als je goeie ideeën weggooit vanwege een koning die zijn positie bedreigd voelt. De schepper van Bitcoin heeft zich niet aan overheidstoezicht bevlekt en heeft toch iets wezenlijks toegevoegd aan de kennis van de mensheid.

De term “wetenschappelijk” had ooit gewicht. Er ging een zekere autoriteit van uit. De romantische blik was, dat wetenschap bedreven wordt door hoog intelligente mensen met een zoekende, nieuwsgierige geest, liefst een tikkeltje autistisch en zich overdreven integer, die zich met het oog op het algemeen nut met alle plezier in zelfgekozen thema’s storten en alles om hen heen vergeten. De realiteit is echter dat “wetenschappers” alleen thema’s aangereikt krijgen of doelbewust uitzoeken waar flinke financiering voor te vinden is, vervolgens in expertise-hokjes zitten waarin ze langzaam erkende experts worden. Ze worden geacht niet buiten hun hokje te plassen.

Het selectief misbruik van “resultaten van wetenschappelijk onderzoek” door de regering Rutte IV heeft niet alleen het volk wantrouwend tegenover de overheid gemaakt, maar ook enorm afbreuk gedaan aan het respect voor “de wetenschap”. “Wetenschappelijk” is geen eretitel meer. “Wetenschappelijk” is geen garantie voor intelligentie of integriteit, noch voor moed om grenzen te verleggen. “Wetenschappelijk” is synoniem geworden voor angst, opportunisme en afgeperkte hokjes. Wie wil er eigenlijk nog met “wetenschap” geassocieerd worden?

Conclusie: voortschrijdend Inzicht

Ikzelf ga dus – op grond van mijn voortschrijdend inzicht – niet naar een notaris om mijn hals – en die van de Partij – als “bestuurder” van de Stichting Libertair Instituut in een overheidsstrop te steken. Juist de Libertaire Partij moet mijns inziens een alternatieve weg zoeken. Het is voor de Libertaire Partij een logische stap om voor haar instituut de vorm te kiezen die in het Libertarisme past.

In een volgend artikel ga ik in op de mogelijke vorm van een samenwerkingsverband, een organisatie, die zich aan Libertaire kaders houdt en de kwalificatie “rechtspersoon” verdient. De bedoeling is dat dit intensief bediscussieerd en aangescherpt wordt, zodat de Libertaire Partij deze organisatie aan kan wijzen als haar Wetenschappelijk Bureau, en hierover de Minister schriftelijk in kennis kan stellen.

Op de volgende ALV zal dan een motie ter stemming worden gebracht om met het Libertair Instituut geen Stichting naar Nederlands Recht op te richten, maar om de allereerste Libertaire Rechtspersoon het licht te laten zien.

Intussen nodig ik alle geïnteresseerde lezers uit hun commentaar, vragen en suggesties te delen met de redactie van Libertair Perspectief.


Noot

Uit de Wet Financiering Politieke Partijen:

Artikel 2

  • 1 Een politieke partij kan één politiek-wetenschappelijk instituut aanwijzen als neveninstelling. Een politiek-wetenschappelijk instituut kan slechts door één politieke partij zijn aangewezen en het instituut dient schriftelijk met de aanwijzing in te stemmen. De partij stelt Onze Minister schriftelijk in kennis van de aanwijzing en van de instemming van het instituut.
  • 2 Om een politiek-wetenschappelijk instituut als neveninstelling aan te wijzen is vereist dat het instituut een rechtspersoon is die uitsluitend of in hoofdzaak politiek-wetenschappelijke activiteiten ten behoeve van de politieke partij verricht.

Artikel 5

  • 1 Indien een rechtspersoon uitsluitend of in hoofdzaak erop is gericht stelselmatig of structureel ten bate van een politieke partij of een op de kandidatenlijst van een politieke partij geplaatste kandidaat activiteiten of werkzaamheden te verrichten en de partij of de kandidaat daar kennelijk voordeel bij heeft, wijst de partij deze rechtspersoon aan als neveninstelling.
  • 2 Een rechtspersoon kan slechts door één politieke partij als nevenstelling worden aangewezen en de rechtspersoon dient schriftelijk met de aanwijzing in te stemmen. De partij stelt Onze Minister schriftelijk in kennis van de aanwijzing en van de instemming van de rechtspersoon.
  • 3 Indien ten aanzien van een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid ten onrechte geen aanwijzing heeft plaatsgevonden, wijst Onze Minister de rechtspersoon als neveninstelling aan. Onze Minister stelt de rechtspersoon en de politieke partij in de gelegenheid te worden gehoord alvorens tot aanwijzing te besluiten.

Artikel 8.1 sub b:

Indien de politieke partij op de peildatum een politiek-wetenschappelijk instituut heeft aangewezen als neveninstelling als bedoeld in artikel 2, een basisbedrag van € 208.094 en een bedrag van € 21.646 per kamerzetel van de politieke partij;

Artikel 9.1

De subsidie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder b, wordt slechts verstrekt voor die uitgaven van het aangewezen politiek-wetenschappelijk instituut, die zijn gericht op politiek-wetenschappelijke activiteiten met als voorwaarde dat de politieke partij ten minste het ten behoeve van het politiek-wetenschappelijk instituut verstrekte bedrag betaalt aan het politiek-wetenschappelijk instituut.